In gesprek met… Langer
Marc Langer
Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik
Beeldend kunstenaar Marc Langer kreeg in mei jl. de Cultuurprijs van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Als je het werk van Marc ziet dan is de eerste indruk: ze geven licht! Hoe hij dat doet? Ik pak de fiets en rij vanuit Leidschendam in een kwartier naar de geboren, getogen en daar nog steeds woonachtige Voorburger voor een interview. Omdat ik in het najaar wat langer in het buitenland ben, werk ik vooruit: het is 3 september 2024.
Een man met een bruinverbrand gezicht in zonnige outfit doet me open. De koffie zou klaar staan, was me al beloofd, en inderdaad, zo is het ook echt, mèt appeltaart. Laat dat nu net mijn lievelingspatisserie zijn. Marc Langer (1965) is gisteren teruggekomen van vakantie en heeft zijn eerste les bij Atelier Brugman in Voorburg al weer gegeven. Maar de vakantiestemming is echt nog niet weg, sterker nog: hij deed vanochtend zijn ogen open en vroeg zich af waar hij ook alweer precies was.
Marc Langer, Amrum nr. 3, 2024, acryl op linnen, 60 × 60 cm (foto Marc Langer)
Marc’s werk heeft veel met water te maken en dat is niet zo gek. “Ik reis graag in de zomer als de lessen even zijn gestopt. Ik ben dan langere tijd weg. Ik pak mijn fiets met kampeerspullen en rijd naar het noorden, richting de Waddeneilanden in de breedste zin van het woord: niet alleen de Nederlandse maar ook de Duitse en de Deense. Het zijn er in totaal 43 en ik heb afgelopen zomer mijn 34e eiland bezocht: Hallig Norderoog. Dat is het laatste Waddeneiland dat je als mens kunt bezoeken, de rest is natuurgebied. “De fascinatie voor de Waddeneilanden is ontstaan toen ik zo’n vijftien jaar geleden met mijn toen zevenjarige zoon op Ameland ging kamperen. Ik vond het er prachtig en ontdekte dat er nog veel meer Waddeneilanden waren en niet alleen in Nederland. Toen heb ik besloten dat ik ze allemaal wilde zien.”
Marc’s magneten van Waddeneilanden op zijn koelkastdeur (foto auteur)
“De natuur is daar prachtig en ik geniet van de rust en de vele leuke ontmoetingen die ik onderweg heb. Èn ik ben bij de zee. Dat die zo belangrijk voor me is, komt vast omdat ik vijf jaar lang als matroos bij de marine heb gediend. Ik was beroeps en had een administratieve functie. School en ik waren niet de beste vrienden en de marine was toen voor mij een logische keuze. In totaal ben ik twee-en-een-halfjaar aan boord geweest op twee schepen en maakte ik op één ervan een grote reis. De rest van de tijd werkte ik aan wal. Na vijf jaar was het mooi, ik kon niet worden overgeplaatst en ben er toen uitgestapt. Kijk, hier hangt mijn ‘vette knoop’, onderdeel van het tenue van een matroos en dit zijn twee wapenschildjes, herinneringen aan de beide schepen. Je kon ze aan boord kopen.”
Marc wijst naar de ‘vette knoop’, onderdeel van een matrozentenue en de twee schildjes die verwijzen naar de twee schepen waar hij als matroos aan boord geplaatst was (foto auteur)
“Daarna had ik een aantal baantjes en deed ik in de avonduren de MEAO maar dat was toch niets voor mij. Ik bezon me op wat ik werkelijk wilde en dat was tekenen en schilderen. Als kind was ik daar al mee bezig, ik heb nog een schilderij dat ik maakte toen ik dertien was. Ik deed de oriëntatiecursus op zaterdag aan de Koninklijke Academie in Den Haag en meldde me na een jaar aan, maar ik werd helaas niet aangenomen. Gelukkig had je in Den Haag toen – ik spreek over de jaren 90 van de vorige eeuw – ook de Vrije Academie. Geen school maar een werkplaats waar je terecht kon en waar allerlei kunstenaars van naam rondliepen als begeleiders. Je kon komen en gaan wanneer je wilde en je begeleiding zelf uitzoeken. Ik begon naast mijn werk – toen in de psychiatrie – met twee avonden, het werden er snel vier en in de weekenden was ik er ook te vinden. Daar heb ik het vak geleerd en mezelf als kunstschilder ontwikkeld.”
Marc Langer, Sankt Peter-Ording nr. 2, 2022, acryl op linnen, 110 × 90 cm (foto Studio Buitenhof)
“Er was daar een grote diversiteit aan mensen, het was een interessante club. En ik heb de mazzel gehad dat ik precies op het juiste moment de juiste mensen om me heen had: de kunstschilders Ed van der Kooy (1956), Ton Klop (1939), Pien Hazenberg (1942) en de Voorburgse beeldhouwer Pim van der Maas (1938-2023). Het ging bij de Vrije Academie heel erg over het stimuleren van je eigen ontwikkeling. ‘Begin maar te schilderen …’ was het adagium en dan kreeg je heel verschillende adviezen over – bijvoorbeeld – de kleur van de achtergrond van een werk waar ik mee bezig was. Zo leerde ik mijn eigen keuzes te maken en heb ik mijn eigen kunstenaarschap en eigen stijl kunnen ontwikkelen.”
“Het werd het realisme, daarin kon en kan ik me nog steeds het beste uitdrukken. Ik was zeer gemotiveerd, zeker ook omdat ik was afgewezen bij de Koninklijke Academie. Ik heb zeven jaar op de Vrije Academie rondgelopen en toen was het klaar. Ik begon mijn atelier in Voorburg en later had ik een atelier in Rotterdam, boven een kantoor van vrienden. Een atelier buiten de deur vond ik wel prettig. Ik ging daar ook mee in het kantoorritme, dat was heel plezierig: ik dronk koffie en lunchte met de kantoorcollega’s en zo was ik ook onder de mensen. Want schilderen doe je wel alleen.”
Marc werkt in acryl op doek en vanaf foto’s die hij onderweg maakt. Hij start een werk altijd met het opbrengen van een eerste zwarte onderlaag. Daarna vult hij het beeld laag over laag in om tot slot bij het wit uit te komen. En dat is het geheim van het lichtgevende in zijn werk, het geeft een soort stevigheid in het werk. Een ander belangrijk aspect is hoe hij bij het fotograferen gebruikt maakt van het aanwezige zonlicht. “Ik ga er op uit en ben altijd bewust of onbewust op zoek naar het juiste beeld dat ik dan fotografeer en thuis ga uitwerken. Heb ik dat beeld gevonden en is de zonstand niet gunstig dan ga ik op zoek naar het juiste moment om de foto te nemen en ga ik berekenen hoe laat ik de volgende terug moet komen voor het beeld in het voor mij juiste zonlicht.”
Marc bezig aan zijn meest recente werk waarover hij nog niet helemaal tevreden is (foto’s auteur)
“Ik heb altijd muziek aan. Die wordt naarmate de dag vordert steeds steviger. Het schilderen kost veel concentratie, je denkt de hele tijd na en dan helpt de muziek mij om wakker te blijven. Mijn werken hebben ook titels die meestal verwijzen naar de locatie.”
“In de zomer ga ik dus op zoek naar nieuwe onderwerpen die ik fotografeer. Ik doe alles op de fiets en verbaas me er steeds over dat je met de fiets overal kunt komen. Doordat je buiten bent, heb je veel contact met je omgeving en beleef je steeds avonturen. Bij al mijn werken hoort dan ook een verhaal en vaak ook een ontmoeting. Die vakantiesfeer neem ik mee naar huis en die blijft bij me tijdens het schilderen. Die verbinding met het moment en de sfeer van toen houdt me ook gaande en laat ik los als het werk klaar is.”
“Qua onderwerp kan het van alles zijn en dus vaak iets met water. “Als ik onderweg ben, zoek in altijd naar bijzondere plekken. Als kunstenaar van het realisme kun je alles maken, dan wil ik wel een onderwerp pakken wat mij aanspreekt en blijft boeien. Als je alles kunt schilderen, waarom dan niet op zoek naar steeds iets bijzonders? Ik hoorde van de Duitse badplaats Sankt Peter-Ording aan de Duitse Noordzeekust waar het water regelmatig hoog staat. Op het strand staan alle gebouwen – restaurants, strandwacht, wc’s – op palen. Dat wil ik zien, ik ben dan nieuwsgierig naar zo’n plek.”
Marc Langer, eiSPOint (Sankt Peter-Ording nr. 4, 2022, acryl op linnen, 100 × 100 (foto Studio Buitenhof)
“Die beelden zijn vaak ook toevalstreffers. Neem deze foto van een boot die aankomt. Die wordt weerspiegeld in het water dat ervoor ligt. Dat blijkt een plas die de volgende dag misschien weg is, dus ook de weerspiegeling is dan weg. Dat zie ik in een nutshell. Die foto moet ik dus wel meteen maken en voor deze foto stond de zon precies goed. Ik ben heel ontvankelijk voor dit soort beelden. Ik liep eens met een vriend door een havengebied. Na de wandeling zei hij ‘ik heb niets gezien en jij hebt van alles gezien’. Mijn beelden zijn vaak complex en geven veel werk, maar daarmee daag ik me zelf ook uit want ik wil het voor mezelf wel boeiend te houden.”
Marc Langer zit vol verhalen van zijn avonturen onderweg waar beeld en ontmoeting vaak samenhangen. Hij laat me een foto zien van zijn tentje dat eenzaam midden in het groen staat op een van de Halligen, een groep van terpeilanden in het noordelijk deel van de Duitse Waddenzee. Die staan regelmatig onder water. “Dat is niet kamperen in het wild maar op een echte camping waar op dat moment nog één andere tent stond. Die hele weidsheid was van mij. ‘Hier kan ik zomaar gelukkig zijn’, dacht ik, ‘wat wil ik nog meer?’ En zo grappig: de wadloopgids met wie ik het wad op ging, was ook de burgemeester die tijdens het dorpsfeest achter de barbecue stond.”
‘Eenzame tent’ (foto Marc Langer)
“Ik ontmoette op een andere ‘Hallig’ een jonge vogelwachtster die daar op het kleine eiland zeven maanden – vooral in het broedseizoen – de vogels in de gaten hield. Een wereld waar ik thuis in Voorburg totaal geen weet van heb. Dat vind ik zo fascinerend van op reis gaan, onderweg zijn. Ik beleef die ontmoetingen en belevenissen dan ook heel intensief.”
De vogelwachtster die zeven maanden op het eiland verblijft (foto Marc Langer)
“Ik was een keer op Ameland en zag daar een circus waar ik foto’s van maakte. Tijdens het schilderen van die beelden wilde ik graag circusmuziek horen dus ik zocht daar op internet naar. Ik kwam uit bij een Duits circus, dat per trein rondreist: circus Roncalli, het bestaat nog steeds. De muziek tijdens de voorstellingen kwam van een echt orkest. Wat bleek: het circus kwam naar Amsterdam. Het idee dat ze daar met een trein aankwamen vond ik zó bijzonder dat ik de aankomst en het uitladen wilde zien en fotograferen.
Dat was nog niet zo makkelijk maar uiteindelijk was ik de enige die een goede plek vond om foto’s te maken en daarmee was ik andere fotografen en treinspotters te snel af. Ik schilderde over dit onderwerp zes grote doeken. Ze zijn een aantal keer geëxposeerd maar ik heb er geen enkele verkocht. Dat vond ik zó gek. Ik heb nog contact gezocht met het circus zelf en met de Nederlandse Vereniging van Circusvrienden en mijn werk daar onder de aandacht gebracht maar het mocht niet baten. Dat was jammer maar het leuke was wel dat ik in een nieuwe wereld terecht was gekomen en toen een heel leuk avontuur heb beleefd.”
Marc Langer, Roncalli nr. 4, 211, acryl op linnen, 120 × 100 (foto Studio Buitenhof)
“Dit jaar heb ik weer atelier aan huis. Dat vergt wel weer meer discipline maar, zo is mijn stelling, van uitslapen krijg je geen schilderijen. Ik mag niet mopperen, ik maak toegankelijk werk waardoor mijn markt best groot is. Er moet dus wel geproduceerd worden. En zo zit ik rustig ’s ochtends om 8.15 uur al in mijn atelier en ik zou zomaar zeven uur later pas mijn penseel weer kunnen neerleggen. Ik heb nu drie exposities buiten de deur en heb met mezelf afgesproken dat ik aan niet meer dan drie werken tegelijk werk want er moet gewoon altijd iets klaar staan als er een vraag naar werk komt.
Je zou kunnen zeggen dat ik in de zomer op reis ga om beelden te verzamelen die ik de maanden daarna uitwerk tot de volgende zomer, wanneer ik weer op reis kan. Ik fiets het laatste stuk terug een stuk langzamer want dan zit de reis er bijna weer op en ik wil het goede gevoel nog even vasthouden. Als iemand mij op dat moment zou zeggen dat ik mag omkeren en weer terug op reis mag, zou ik meteen ‘ja’ zeggen. Maar ik heb mijn laatste te bezoeken eiland nu gehad. Ik ga mij bezinnen op wat ik nu wil gaan doen en speel ook met de gedachte om een andere techniek te gaan toepassen, bijvoorbeeld te gaan werken met minder scherpe contrasten, wat zachter. Wie weet wat er nog gaat komen.”