In gesprek met… Klomp
Dorrit Klomp
Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik
Dorrit Klomp belt me half april op met de vraag of het interview wat eerder kan. Het hoeft pas 1 juni klaar te zijn want dan wordt zij ‘kunstenaar van de maand’ bij Kunstuitleen Voorburg. Maar Dorrit moet eind april uit haar ruime atelier in Amsterdam en dan kan ik het nog net even zien. Het gebouw zal worden opgeknapt voor Oekraïense vluchtelingen. Dus reis ik op 18 april jl. af naar station Amsterdam-Zuid en ga op zoek naar een oud klooster in de steigers, dat eenzaam opduikt uit een parkachtige omgeving. Paters en zusters hebben hier tot in de jaren 80 van de vorige eeuw gewoond. De laatste pater vertrok in 1989.
Een nieuw atelier is nog niet voorhanden. Dit is het lot dat veel kunstenaars treft: een atelier huren is duur, maar je kunt tijdelijk voor weinig geld een atelier huren via stichtingen die leegstaande gebouwen beheren, hier Stichting Zwerfkei in Amsterdam. Op één voorwaarde: je moet er snel uit als het gebouw waarin jij dat tijdelijke atelier huurt een andere bestemming krijgt. Dat zorgt bij veel kunstenaars voor een nomadisch bestaan. In die zin is de naam Zwerfkei heel treffend, maar dat zwerven lijkt mij wel een uitdaging. Voorlopig werkt Dorrit vanuit haar atelier thuis.
Het oude atelier van Dorrit
De ruimte waar ik binnenkom is de oude expositieruimte en heeft deuren waarboven nog de woorden ‘bibliotheek’ en ‘keuken’ staan gekalligrafeerd. Daar tref ik de vrouw aan om wie het vandaag gaat: beeldend kunstenaar Dorrit Klomp. Ze oogt wat gestrest zo met de aanstaande verhuizing voor de deur, wat ik helemaal begrijp, en neemt me meteen – ik heb mijn jas nog aan – mee naar haar werkruimte.
Dorrit laat me van alles zien en praat enthousiast over haar werk. Dan loop ik toch maar even terug naar de expositieruimte, doe mijn jas uit, pak gauw mijn laptop uit haar omhulsel en begin met schrijven, ik heb al het nodige gemist.
Dorrit (63) heeft al een rijk kunstenaarsleven achter de rug, waarin verschillende fascinaties elkaar hebben afgewisseld. De mystieke kracht van de natuur is een belangrijk thema. De oerkracht van de mens is voor haar een uitgangspunt en in het bijzonder het vrouwelijke element daarin, waarbij meer mannelijke eigenschappen als ‘agressie’ niet gemeden worden. Ze zoekt in haar werk naar een harmonieuze combinatie van zachtheid en agressie, van intuïtie en verstand.
Robertina, 2015, olieverf op doek, afb. 180 × 180. Voorbeeld waar zachtheid en robuustheid samenkomen.
“De vrouw is voor mij een constante inspiratiebron. Zij symboliseert voor mij kracht, zachtheid, intuïtie en intellect. Door gebruik te maken van symbolen en mythes roep ik archetypes op met wie een vrouw zich kan identificeren. Ik beeld haar vaak ook dansend af, zo toon ik haar schoonheid en kracht. Kunstenaar Jan Sluijters (1881-1957) – onder andere – inspireert mij hierbij door zijn wijze van verbeelden van vrouwen. Deze archetypes staan voor het persoonlijk onbewuste en zijn nauw verbonden met verschillende ontwikkelingsfasen in elk mens. De ene keer ben je een Venus, de godin van de liefde, een overwegend zachte vrouwelijke vrouw, de ander keer een Athena, de godin van de wijsheid en van de jacht, die zich in de mythologie meer intellectueel manifesteert. Of je bent een Persephone, het meisje dat nog niet tot bloei is gekomen, of Hera, de vrouw van Zeus die zorgde voor huis, haard en man. Het zijn uitgesproken types en iedere vrouw heeft mijns inziens al deze combinaties in zich.”
“Zeventien jaar lang reisde ik drie keer per jaar naar het middeleeuwse pottenbakkersdorp St-Quentin-La-Poterie in de Gard in Frankrijk. Dit dorp is internationaal beroemd vanwege het vijfjaarlijkse pottenbakkersfestival Terralha. Ik had daar een buitenatelier bij een boerderij en ik werkte op straat. Ik maakte daar tekeningen, pastels en groot werk op stof – draperieën. En ik maakte daar in de omgeving landschappen in olieverf en pastel.
Dorrit’s buitenatelier in Frankrijk en het werk van Dorrit op de markt van St-Quentin-La-Poterie
“Ik maakte in Frankrijk ook een serie over ‘gitanes’, zigeuners. Die hebben dat emotionele, melancholieke. Ik voel me verwant aan hen waarschijnlijk omdat mijn voorouders van moederskant uit Weimar komen in het voormalige Oost-Duitsland en generaties eerder uit de Balkan. Mijn grootmoeder ging naar Nederland toen ze 22 was en trouwde met mijn grootvader, een ingenieur. Zij had een vrije geest en mijn moeder ook. Mijn familie bestaat vooral uit professionele musici en schilders. Ook de boekbindersfamilie Lüttich hoort daarbij die nog steeds een begrip is in Weimar en daar de oudste nog werkende boekbinderij van Europa heeft. Ik leerde al deze interessante familieleden pas kennen na de val van de Berlijnse muur in 1989.
Mijn grootmoeder leerde mij schilderen, zij had nog les gehad van de Zwitserse Johannes Itten (1888-1967) – kunstschilder, ontwerper en docent – die zijn kleurenleer aan het Bauhaus in Weimar onderwees. Mijn moeder nam me mee naar schilders en beeldhouwers en bracht me de muziek bij. Zij vertelde altijd over andere culturen en nam me mee naar kunstenaars. Mijn vader – een econoom – was veel op reis, bijvoorbeeld naar Indonesië, en maakte films van zijn reizen die hij aan mij en mijn zus liet zien. Dit alles zit in mij. Ik schilder en musiceer zelf ook – zit in twee orkesten – en ik ben dol op dans. Muziek, dans en schilderkunst zijn een groot onderdeel van mijn persoonlijkheid en schemeren door in mijn werk.”
“Mijn overgrootvader moest het vak van boekbinder leren. In Duitsland reisde je daarvoor vroeger van gilde naar gilde, de Wanderschaft. Daar had je een speciaal kostuum voor, de Kluft. Mijn overgrootvader was een wilde jongen die eigenlijk liever viool op de poesta’s speelde dan een ambacht leren, zodat zíjn vader – mijn betovergrootvader – hem steeds geld moest sturen. Het verhaal gaat in de familie dat zijn broek steeds kapot was, waarop mijn betovergrootvader zei: ‘Mein Grossvater trug diese Hose, ich trug diese Hose und warum sollte bei dir diese Hose wieder kaputt gehen?’ Ik herken me in die overgrootvader, ik ben ook zo’n wildebras. Ik eer hem met dit werk van een violist.”
Ramvrouw/Gitane, 2022, gemengde techniek op stucadoorspapier, 140 × 110 cm.
“Schilderen is voor mij een onuitputtelijke bron van inspiratie en geluk. Dan zit ik in de flow, in een bubbel, en dat gaat bij mij maar door. Ik werk in pastel, ei-tempera en met olieverf en heb daarin mijn eigen techniek ontwikkeld. Het uitgangspunt is kleur, sprekende kleuren. Ik heb lang geleden les gehad van de Deense kunstschilder Per Kirkeby (1938-2018) en de transparantie in zijn kleuren was voor mij een voorbeeld. Maak ik een werk in olieverf dan bepaal ik het onderwerp en breng kleuren op in vlekken. Vanuit die vlekkerigheid ontstaat een beeld. Zo werkt ik ook met eitempera, kleurpigmenten die je mengt met eigeel en een beetje water, ik heb hiervoor een eigen recept ontwikkeld. Ik giet verschillende kleurpigmenten schijnbaar willekeurig maar toch doordacht uit op doek tot ik de juiste compositie heb. Dan ga ik aan de slag en doemt er langzaamaan vanuit een schijnbare chaos in kleur een figuur op.”
“Door een vriendin die mij meenam naar het Gamelanhuis op de Veenkade in Amsterdam kwam ik in aanraking met de gamelan, de traditionele muziekstijl uit Indonesië en die vooral Balinees is. Ik zag een voorstelling en deed later mee aan een gamelanworkshop onder leiding van Cees Rot, de broer van de vorig jaar overleden muzikant en (tekst)schrijver Jan Rot (1957-2022). Ik werd een gongspeler, een lastige positie want je moet continue tellen. De 5e tel is essentieel bij de gong en het orkest luistert daar naar, je geeft ook alle ritmes aan. Op dit moment speel ik in twee orkesten en bespeel ik de Aziatische fluit, dat is een wat rustiger positie in het orkest waar geen druk op staat. Ik voel me nu meer een flierefluiter want ik mag improviseren. Dit is weer die wildebras van een overgrootvader in mij.
De gamelanmuziek is voor mij goed, door dat repeterende kom ik in een soort Zen en dat geeft een enorme rust. De cultuur fascineert me, die diepe mystiek, en de muziek raakt me heel diep. Dit komt in mijn werk terug. Vorig jaar heb ik de decors gemaakt voor een uitvoering van het orkest onder leiding van Cees Rot. Tijdens covid had ik de laatste rol waterafstotend stukadoorspapier uit een container gevist. Dat papier en die opdracht hebben me door de covid-jaren heen geholpen. Elke dag maakte ik een tekening van een gamelandanser.”
Voorstudies van Balinese vrouwen in die typische zithouding en voorstudie en uitwerking van een vrouwenfiguur in de agem-houding, de rug in een boog
“Ik grijp ook graag terug naar de kunstgeschiedenis en schilder dan in de stijl van – bijvoorbeeld – de Franse kunstschilder Gustave Moreau (1826-1898) of naar de eveneens Franse kunstenaar Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780-1867). Zo maakte ik naar Ingres een werk dat een experiment werd van notenbeits op waterafstotend papier.”
Badende vrouw, 2022, notenbeits op waterafstotend papier, 160 × 100 cm, naar Jean-Auguste-Dominique Ingres
“Voor een werk voor de Rechtbank van Amsterdam gebruikte ik als inspiratiebron een middeleeuwse triptiek (drieluik) met het beeld van een vrouw die uit de bijbel leest. Dat beeld inspireerde me, rechter zijn is inmiddels een bijna vrouwelijk beroep geworden. Ik schilderde niet Vrouwe Justitia met de weegschaal, maar een sterke vrouw met een zwaard in haar ene hand – als symbool voor de rechtspraak – en in haar andere hand een wetboek. De vrouwelijke rechters en advocaten waren er blij mee.”
Zwaarddraagster, 2016, olieverf op doek, 200 × 110 cm.
Dorrit’s landschapstaferelen en bloemen hebben een impressionistische toets. “Ook de natuur is een grote inspiratiebron voor me, altijd geweest ook. Ik schilder graag waterlelies: symbool van reinheid, liefde en wedergeboorte. Maar zeker ook ander bloemen, zoals de zonnebloemen Een aantal landschapsschilderijen komen ook in Kunstuitleen Voorburg te hangen.”
Chrysanten, 2022, olieverf op doek, 100 × 100 cm
“Ik mocht van mijn vader in eerste instantie niet naar de kunstacademie. Na een studie Mensendieck waar ik leerde kijken naar het menselijk lichaam en die ik niet afmaakte, ging ik toch naar de avondopleiding van de Gerrit Rietveld Academie, hier in Amsterdam, maar ik had nauwelijks een tekening om te laten zien. Ik was zo overtuigd van mijn kunnen dat ik tegen de toelatingscommissie zei “neem mij maar aan, want dit is het enige dat ik wil in mijn leven en aan het eind van de zomervakantie heb ik een goed portfolio”. Gerhard Richter (geb. 1932), de grote Duitse kunstenaar, had dat ook zo gedaan. En zo geschiedde. Ik heb toen in de zomer op de Hohe Festung in Salzburg les gehad van allerlei grote kunstenaars, zoals Gothard Graubner (1930-2013), Markus Lüpertz (geb. 1941), de al eerder genoemde Per Kirkeby en Daniël Spoerri (geb. 1930) en aan mijn portfolio gewerkt.
Zonnebloemen, 2022, olieverf op doek, 110 × 80 cm
En zo werd ik officieel toegelaten. De grap was dat ik later begreep dat mijn vader een keer op de avondopleiding langs was gekomen en met allerlei docenten had gesproken. Toen belde hij mij en zei dat hij het een goede opleiding en een goede keuze voor mij vond. Had ik toch nog achteraf zijn instemming. Het werd uiteindelijk eerst de avondopleiding en daarna de dagopleiding.”
“Ik heb regelmatig tentoonstellingen in Museum Kranenburg in Bergen (NH). Op 2 oktober a.s. doe ik mee aan een tentoonstelling van de Amsterdamse kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae in Artspace en aan een tentoonstelling in de Remonstrantse kerk Vrijburg, beide in Amsterdam. Verder ben ik bezig met galeries in Den Haag en ga ik binnenkort fijn naar een huisje met atelier van Arti et Amicitiae in Drenthe om nieuw werk te maken. Maar eerst mijn atelier verhuizen!”