In gesprek met… Huybers
Geer Huybers
Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik
Afb 1. Omslag, 2022, olieverf op linnen, 60 × 85 cm (foto Geer Huybers)
De tom-tom leidt me vreselijk om zodat ik tien minuten te laat in een kleine stortbui – de eerste sinds tijden, deze zomer – aankom bij het atelier van Geer Huybers in de wijk Bouwlust en Vrederust in Den Haag. Toch word ik heel hartelijk ontvangen. Geer zit er klaar voor want het gesprek begint bij wijze van spreken al op de drempel. Ik hoor meteen zoveel interessants dat ik – zonder mezelf verder te introduceren – me haast om de laptop uit de tas te halen. Ik sla ‘m open en het gesprek is begonnen (afb. 2). Geer Huybers (75) is vanaf 1 september a.s. kunstenaar van de maand bij Kunstuitleen Voorburg.
Afb. 2. Geer Huybers in de keuken van zijn atelier
Geer’s atelier ligt aan een plein waar omheen veertien kunstenaars hun atelier in voormalige winkels hebben (afb. 3). Op het plein staan sinds 2010 ook een aantal beelden, door de kunstenaars geschonken om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid van de buurt.
Afb. 3. Het atelier en Geer staand voor zijn laatste werk
Het gesprek begint heel mooi. Geer: ‘In mijn hoofd ben ik nog steeds 35! En ik wil nog 20 jaar door. Het voelt alsof ik net ben begonnen.’ En dan volgt het verhaal over een lang kunstenaarsleven.
“Je bent je hele leven eigenlijk bezig om van dat wat je van vroeger uit hindert, los te komen. Dat is een ontwikkeling die je doormaakt, ik ben daar een heel eind mee gekomen en die ontwikkeling heeft zeker mijn kunst beïnvloed. Ik was van jongs af aan een doener, tekende altijd veel en knutselde graag. Ik was eigenlijk altijd al een kunstenaar, dat zit in je, maar dat heb je als kind nog niet echt door. Toch had ik wel steeds de overtuiging van ‘jullie horen nog wel van mij’”.
“Ik was geen makkelijke scholier. Ik moest van mijn vader de ULO doen en een vak leren. Van die ULO ben ik op mijn veertiende gillend weggelopen, ik was zo opstandig als wat. Tegelijkertijd las ik op mijn twaalfde wel al boeken van de schrijver Edgar Ellen Poe en op mijn veertiende werken van de priester/paleontoloog en schrijver Theillard de Jardin, die het christelijk geloof in overeenstemming probeerde te brengen met de evolutietheorie. Ik was bloednieuwsgierig naar het leven”.
Afb. 4. Herfst in de Palz 4, 2020, olieverf op doek 40 × 120 cm. Geer maakte ook een prachtige reeks met boomtakken.
“‘Ga maar werken’, zei mijn vader toen. Ik werd een zogenaamde ‘geoefend werkman’ bij de PTT, het voormalige POSTNL. Dat was het toch ook niet, vond ik, en toen ben ik toch terug naar school gegaan. Uiteindelijk heb ik ‘werktuigbouw’ aan de MTS gedaan en daar was niets mis mee ook omdat ik zo graag met mijn handen bezig was, dat geldt trouwens voor alle kunstenaars. Ondertussen spaarde ik. Ik kocht op mijn zestiende een brommer die mijn actieradius enorm verruimde en dat had ik nodig. Ik ging – met mijn vriendinnetje achterop – van Den Haag naar Loosdrecht om een boot te huren en te gaan zeilen en op mijn achttiende ging ik op de brommer naar Italië, ik wilde het avontuur”.
“Na de MTS ging ik in militaire dienst, bij de marine. Ik kon het zo regelen dat ik gelegerd werd bij vliegkamp Valkenburg bij Leiden. Van daaraf ben ik toen ‘s avonds naar de Vrije Academie in Den Haag gegaan. Dat waren twee heel verschillende petten: overdag oliekachels schoonmaken en ’s avonds alle ruimte om me als kunstenaar te ontwikkelen”.
Afb. 5. Rustige zee, 2022 olieverf op linnen, 60 × 90 cm (foto Geer Huybers)
“Bij de Vrije Akademie kwam ik eindelijk thuis. Op de vraag ‘waar hoor je nu echt?’ was voor mij het antwoord ‘nou daar’. De Vrije Academie – toen aan de De Gheijnstraat – was op dat moment hét speerpunt van de beeldende kunsteducatie. Er heerste een grote vrijheid, we spreken van het jaar 1967. De maatschappij veranderde, er was sprake van een totale ommezwaai en ik was daar onderdeel van: ik werd een hippie. Er waren daar mensen die ik begreep en die mij begrepen. Die docenten waren geweldig: ‘Ga maar werken, je mag doen wat je wilt. En wil je wat weten, vraag het maar’. Ik kon alle lessen volgen die ik maar wilde en had daar met vier anderen een eigen lokaal: dat was ons atelier”.
“Wat er uit kwam, was wat er op dat moment in mijn hoofd zat. Dat waren andere dingen dan ‘huisje, boompje, beestje’. Ik voelde me anders dan iedereen. Zo was ik geïnteresseerd in het surrealisme, een stroming waarin kunstenaars proberen om het denken los te laten om vanuit het onderbewuste te scheppen. Denk aan kunstenaars als Salvador Dali (1904-1989) en René Magritte (1898-1967). Ik had geen rooie cent maar kocht toch een enorm dik boek over surrealisme. De eigenaar van de boekwinkel liet mij buigend uit. Dit zijn openingen die je voor je zelf maakt”.
“Als jongen was ik geïnteresseerd in wie ik nu eigenlijk was en wat er achter zat in wat we zien, wat waarneembaar is. Toen noemden we dat spiritualiteit: de mens als een spiritueel wezen, een begrip dat nu nogal gedevalueerd is en ik eigenlijk niet meer wil gebruiken. Dat zoeken deden de surrealisten ook, in Nederland heette dat toen meta-realisme met mensen als Diana VandenBerg (1923-1997) en Johfra (1919-1998). Maar ik merkte dat ik daar het antwoord niet in kon vinden. Toen ging ik yoga doen en ook een yogadocent-opleiding tot ik er achter kwam dat ik eigenlijk maar heel weinig wist. Ik ben maar opgehouden met lesgeven”.
Afb. 6. Geer die heel geconcentreerd aan het vertellen is
Ik zie aan tafel tegenover me een heel geconcentreerde man zitten die met gesloten ogen probeert om zo zuiver mogelijk te formuleren. “De zoektocht naar het niet-zichtbare ging door, ik ging de tarot bestuderen en maakte drie series waarbij ik alle 22 tarotkaarten schilderde, steeds op een andere manier. Maar ook daar vond ik het niet. Voor mij bleek dat het ‘wezen’ of ‘wezenlijke’, waar ik naar op zoek was, niet te benoemen en niet in een beeld te vatten is. Wat je ook verbeeldt: het is niet het ‘wezen’ zelf. Alles wat bijvoorbeeld is geschreven over Tao – het metafysisch concept dat onder andere wordt gebruikt in het Taoïsme en wat ‘de weg’ betekent – is niet de ware Tao, want Tao is stilte”.
“Na mijn vele reizen naar het oosten en beeldende experimenten besloot ik in 1994 een panoramisch schilderij te maken: De muur der begoochelingen (1996). Het is een inkijk in de menselijke binnenwereld en is opgebouwd uit zestig doekramen van ieder 100 × 120 cm. Het werk is 3 meter hoog en 24 meter lang en – opgesteld in een cirkel – heeft het een diameter van bijna acht meter. Het is ingedeeld naar de vier windstreken met elk eigen associaties. Bij het oosten gaat het over lente, ochtend, verwachting en verlangen, bij het zuiden over zomer, middag, helderheid, licht, energie, paradijs en tijdelijk geluk. Bij het westen gaat het over herfst, avond, neergang en verdriet en bij het noorden over winter, nacht, donkerte, kou, wanhoop, afgrond, hel en uitkristallisatie. Je zou kunnen zeggen dat ik met dit werk mijn zoektocht naar het ‘zijn’ en het ‘zijnde’ die daaraan vooraf ging, afsloot. Het werk is zes keer opgebouwd en geëxposeerd. Het is nog steeds beschikbaar om een functionele plek te krijgen, dus geïnteresseerden mogen zich melden. Geld is geen issue (afb. 7)”.
Afb. 7. De Muur der Begoochelingen, 1996, olieverf op doek, 8 × 24 m, in Pulchri 1996 en zuid- en westzijde, Expositie Atrium, Stadhuis Den Haag (binnenstebuiten), 1998 (foto’s Geer Huybers)
De ogen gaan open: “En eigenlijk is het interview nu klaar”, zegt Geer Huybers. “Natuurlijk, na 75 jaar heb je een heleboel woorden tot je beschikking, maar de essentie, waar het in het leven echt overgaat, die valt niet uit te leggen”. Gelukkig gaat hij toch verder.
“Dit zelfonderzoek duurde tot 1997 en toen bereikte ik het stadium dat alles mocht zijn zoals het was. Dat daar best mee te leven viel als je er een dosis positiviteit aan toevoegde. En toen kocht ik een boot. Ik hoefde niet meer op zoek, nergens meer naar toe, alleen fijn een beetje rondvaren. Vanaf dat moment schilderde ik de zee. Grote golven, kleine golven, de stilte, alles wat je maar tegenkomt. Van jongs af aan had ik al een fascinatie voor water. Toen ik negen was fietste ik in mijn eentje al vanuit Rijswijk naar de zee. Op ieder moment is alles altijd anders aan zee: de lichtval, de stroming, dat spel blijft mij fascineren. Het is een uitdaging om dat weer te geven, daar zit al een ondertoon van het onderbewuste in”.
Afb. 8. Golf 3, 2021, olieverf op linnen , 40 × 120 cm (foto Geer Huybers)
“Soms heeft dat wat ik schilder een connectie met wat er is gebeurd, soms blijkt het een blik vooruit. Als ik woeste golven schilderde, kon ik wel eens denken ‘O God, wat gaat er nu weer gebeuren!’. Soms komen dan innerlijke roerselen tevoorschijn die vragen om er aandacht aan te geven”.
“Zo maakte ik in 2011 een hele serie werken onder de titel Mystic Journey. Het begon met een schilderijtje van een bootje in spiegelend blauw water en dat leek te zweven in de ruimte. Dat bootje was symbool voor mezelf natuurlijk, zo werkt dat in een droom ook. Het was een mooi mystiek plaatje, zo heerlijk rustig en stil. Ik maakte er een aantal en op een gegeven moment werd het op een volgend schilderijtje avond en op een daarop volgend werkje nóg donkerder. Daar was het nacht en de vraag was of het bootje nog wel zichtbaar was. Het werd een gloeiend puntje op de horizon. En als je dan op het volgend schilderijtje dichterbij dat gloeiende puntje kwam, was er vuur en werd het bootje daardoor omgeven. Het bootje werd schoon gebrand en op het volgende schilderij schilderde ik een grote vlam bóven het bootje. Het bootje was los van het vuur. Ik interpreteerde dat als het schoonbranden van het ego. Het bootje is het ego, het zelf. Het leven is een reis vol momenten van zelfontwikkeling. Er is geen daar, het leven speelt zich hier af (afb. 9). En daarmee ben ik terug bij ‘huisje, bootje, beestje’, er hoeft niet meer zoveel”.
Afb. 9. Mystic Journey 20 – After the fire, 2012, olieverf op linnen, 90 × 60 cm (foto Geer Huybers)
“Mijn zoektocht had ook betrekking op de technische kanten van het kunstenaarschap. Ik stelde de vraag: wat weet ik nou eigenlijk van tekenen? Wat weet ik van kleur en wat weet ik van vorm? Ik gebruikte het wel maar wist eigenlijk niets over de essentie ervan. Ik ben toen een groot kleurenonderzoek gestart: hoe werken kleuren in contrast naast elkaar, wat doet het oog met kleur. Die vraag stelden de impressionisten zichzelf ook. Je kunt een kleur op het doek mengen, maar je kunt ook onderzoeken uit welke pigmenten een kleur is samengesteld, deze kleuren naast elkaar opbrengen en dan wat afstand nemen zodat de kleur zich in het oog kan mengen. Dat deden de Franse pointillisten aan het einde van de negentiende eeuw. Mijn experimenten betroffen het onderzoek naar het simultaancontrast, waarbij kleuren elkaar versterken. Ik heb veel schilderijen met kleurexperimenten gemaakt” (afb 10).
Afb. 10. Couleur Locale, 1985, olieverf op linnen, 110 × 150 cm (detail) (foto Geer Huybers)
“Schilderijen ontstaan vanuit het kijken, ervaren en waarnemen van de werkelijkheid zoals die zich aan me voordoet en daar geef ik dan een interpretatie aan. Ik vind het heerlijk om te doen. Ik fotografeer veel met in mijn achterhoofd of er een schilderij in zit. Dan zet ik de foto’s op de computer, maak er een uitsnede uit, verander soms de kleur terug naar hoe ik het gezien heb. Ik zet het naar mijn hand, naar wat ik wil zeggen, uitdrukken maar het blijft dat wat ik gezien heb: van buiten naar binnen. Dan zoek ik het bijbehorende doek in een formaat dat ik wil gebruiken en begin te schilderen. En dan gaat het nog een eigen leven leiden. Dit is het proces, technisch met gevoel, met één maar: het is een veilige weg, een bekende weg ook al verras ik mezelf soms wel in de kleine dingen, de details, daar kan een ontwikkeling in zitten”.
Afb 11. Maassluis, 2022, olieverf op linnen, 60 × 120 cm (foto Geer Huybers)
“Maar er is nog steeds een MAAR: in mij, diep in mij zit veel meer dan alleen dat, en nu komen we wat mij betreft bij de essentie: we hebben ook nog dat onderbewuste en dat is zo godvergeten veel meer omvattend dan dat kleine stukje wat tot ons doordringt. Daar ligt een rijkdom van jewelste, daar heb je de mogelijkheid om in contact te treden met de diepte, het goddelijke, het collectieve onderbewuste. Het kan mij niet schelen hoe je het benoemt, elke religie of spirituele beweging heeft er een eigen woord voor. Wanneer je niet meer denkt, opgehouden bent met denken, geef je je onderbewuste de ruimte om tot aanschijn te komen, te laten zijn dat wat is, daarin door te dringen, dat te ervaren. Het is dubbel: je gaat de stilte in maar daarin kan van alles gebeuren”.
“Wanneer je mediteert, gaat het om de stilte zelf, om het denken los te laten. Maar in het schilderen gaat het verder. Vanuit de stilte kom ik bij die enorme wereld die in en achter die stilte besloten ligt. Je gaat er voor zitten en je begint. En dan moet je niet gaan denken, want dan zit je weer te verzinnen, dan loop je achter de zaken aan. Ik ben daarmee gaan experimenteren met mijn reeksen zwart-witten. Ik werk met zwart zacht pastel. Het gruis dat tijdens het werken op de grond valt, verzamel ik in een potje. Ik heb een grote dot katoen die ik in het gruis draai. Dan breng ik die vergruisde pastel met de dot aan op een doek – groot of klein – en ga ik met dat grote oppervlak schilderen. Niet denken, die hand die gaat zijn gang. Er komen vlekken, wolken, licht en donker. Nou heb je dat vermogen dat als je naar de wolken kijkt je er van alles in kunt zien. Niet toelaten, dat is je denken, dan zit je nog steeds niet op de onderbewuste laag”.
“Dan ga je zitten, kijken naar wat er ontstaan is, je hand pakt een krijtje en je gaat tekenen, je houdt je ogen open, je ziet wat je doet, je ziet wat de hand doet en je ziet HET ontstaan. Dit gaat voorbij het ik, het denken. Het is HET dat het doet. Je werkt klein en groot, met je volle hand, een of twee uur achter elkaar en dan is het voorlopig klaar. En dan mag het denken komen, zie je bewust wat je gedaan hebt, zie je eventuele mogelijkheden en kan je naar een volgend fase waarin al die dingen die je ondertussen bedacht hebt, misschien, worden meegenomen. Dit doe je twee of drie keer en dan is het klaar. Soms duurt het korter, soms langer, soms neem je even afstand en gaat daarna meteen weer door”. Geer doet het me voor op een tafel.
Afb 12. State of mind 4 – Spiegeling, 2015, soft pastel en conté op linnen, 100×160 cm Een groot zwart-wit experiment (foto Geer Huybers)
“Het vormonderzoek in zwart-wit kwam voort uit de vraag hoe je het ‘zijn zelf’ uitdrukt in de kunst. Eigenlijk probeer je met oneigenlijke middelen iets uit te drukken wat niet uit te drukken valt. Je loopt bijna altijd achter de zaken aan. Ik heb het opgegeven om de kern van de zaak weer te geven. Ik sprak al over Tao: met alle woorden die je gebruikt om de Tao uit te leggen, kom je niet bij de ware Tao. Alle kunst die de kern probeert uit te drukken is niet de kern zelf.”
Afb. 13. Maori girl, 2019, pigment, pastel en houtskool op papier, 20 ×20 cm (foto Geer Huybers)
“Voor mij is deze manier van werken bevredigend, essentieel zelfs. Soms komen er verhalen uit voort. Meestal gaat het over mij persoonlijk en liggen er diep verborgen herinneringen aan ten grondslag. Soms blijft het abstract, een spel van licht en donker. Het mag allemaal, is allemaal even legaal. Het belangrijkste is: in mijn zeewerk verras ik mezelf niet, weet ik wat ik doe, in de zwart- witjes verras ik mezelf wel. De uitkomst is onbekend. Het enige probleem is dat het zwart-wit werk nauwelijks verkoopt terwijl het zeewerk juist goed verkoopt”.
“Tot 1999 heb ik niet van mijn werk kunnen leven, ik had er altijd baantjes bij gehad, als technisch tekenaar bijvoorbeeld. En ik heb twaalf jaar lang gebruik mogen maken van de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR), werk maken tegen een vast inkomen, en daar ben ik nog steeds dankbaar voor. Toen dat stopte kreeg ik een baan van 20 uur bij de kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. Ik regelde alle technische zaken rondom de tentoonstellingen en hing het werk ook op”.
“Toen ik met mijn zeeschilderijen kwam, ging de verkoop lopen (afb. 1, 5, 8, 9, 11, 14). Mijn werk wordt nog steeds verkocht via galerie Montulet in Gouda/Den Haag en Gallery Maritime in Colijnsplaat. En het begon echt goed te lopen na mijn pensioen, in 2012. Ik ben nog meer geconcentreerd geworden wat tot meer diepgang en zeggingskracht heeft geleid en dat wordt gezien. Ik heb ook in de Covid-tijd geen last gehad van een teruglopende interesse, mensen hadden toen zoveel geld over dat ze daar schilderijen van konden kopen. De klapper was in december 2020 toen ik in Pulchri in Den Haag exposeerde. Ik was daar elke middag en verkocht er twintig werken. En bij een expositie bij Galerie Arti-Shock in Rijswijk in 2021 liep het ook heel goed”.
Afb 14. Vreemde golf, 2022, olieverf op linnen, 40×120 cm (foto Geer Huybers)
“In de loop der jaren heb ik mijn schildertechniek ontwikkeld. Ik werk meestal met olieverf en dan in twee of drie lagen. Ik rausch de eerste laag er op, in een tussentint met een grote kwast tot het hele schilderij dicht zit, tot alles geraakt is op misschien een paar kleine plekjes na die wit moeten blijven. Dan staat het en kun je twee dingen doen: of nat in nat werken, dan mengt de verf nog, vloeit de verf nog en daar kun je gebruik van maken. Vooral in de lichte partijen werkt dat goed. Voor andere stukken is het weer handiger om het eerst helemaal te laten drogen. Je kunt niet half drogen want als je dan weer nieuwe verf opbrengt haal je de laag eronder weg. Om de verfhuid te versterken kun je werken met een medium: terpentine met walnootolie, dan is de verf na een paar dagen wel droog. De donkere verven drogen overigens snel, bij de lichte duurt het wel vier tot vijf dagen. Ondertussen kan ik wel aan een andere partij op het doek werken”. (kijk hier om Geer Huybers aan het werk te zien)
“Het werken gaat met vlagen. In de zomer probeer ik mezelf vrij te houden. Soms ben ik drie maanden weg, varen tot aan de Atlantische oceaan, naar Schotland door Loch Ness naar de Hebriden. Maar als ik weer begin met schilderen dan moet het hier schoon zijn. Als ik aan het werk ben, moet alles klaar liggen, mag er niets tussenkomen. Ik schilder heel snel en in de details ben ik trager, dan word ik steeds voorzichtiger. Ik zit dan in mijn ei, denk weinig en dat is heerlijk”.
“Ik begin iedere dag opnieuw. Je doet een poging en als je werk gekocht wordt, is dat een soort bevestiging dat het is gelukt. Voorlopig ben ik ook nog niet klaar hier, ik ben te eager, te gretig om nu stil te gaan zitten. Ik ben inmiddels 75 en dan krijg je vaak de vraag ‘werk je nog? Ja, natuurlijk, zeg ik dan. Dit is geen werk, dit is spelen. En dat wil ik graag nog 20 jaar doen”.