In gesprek met … Hoogesteger
Karin Hoogesteger
Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik
Op een mooie dag in mei – midden in de coronatijd – mocht ik voor het interview met beeldend kunstenaar Karin Hoogesteger afreizen naar Zutphen, één van die mooie stadjes aan de IJssel. Ik ben dol op rivieren, hun landschap en hun steden, dat was dus geen straf. Niet met de trein (ik moest er nog niet aan denken, en bovendien: was dit een klus die behoorde tot de essentiële werkzaamheden in coronatijd?), maar met eigen ‘chauffeur’. Die had ook wel zin in een uitstapje in lockdowntijd. Dat voelde chique.
Een verbaasde blik, hand voor de mond “oh, was het vandaag? Ik dacht dat je iemand was die kefir kwam halen”, daarna was er alle tijd van de wereld. Ik had de interviewtijd geschat op 1,5 à 2 uur, na 3 uur belde mijn ‘chauffeur’ aan, waar ik toch bleef… Karin Hoogesteger is kunstenaar van de maand juni bij Kunstuitleen Voorburg.
Karin woont in Zutphen aan de rand van het centrum met uitzicht op de Vispoort. Ze heeft haar atelier aan huis, in het souterrain. Dat is praktisch én heeft een beperking: ze kan niet meer zo hoog werken als ze gewend was, zoals vorig jaar toen ze voor een jaar een atelier in Hengelo had, met een plafondhoogte van vijf meter. Nu blijft de hoogte beperkt tot twee meter en de breedte onbeperkt, wat ze óók fijn vindt. En die hoge werken kunnen toch niet in haar bus. Karin droomt nog wel eens van echt museaal werken – dus héél groot – maar ze merkt dat geïnteresseerden in haar werk een tweeluik van 3 meter breed en 1,5 meter hoog al niet in hun huis kunnen plaatsen.
… Karin’s atelier in het souterrain, voorkant… …The mind-forged manacles I hear, 2103, acryl op doek, 160 × 260 cm. … Karin’s atelier richting achterkant: zo’n groot tweeluik past niet gauw in een huis…
“Soms kan ik van mijn kunst leven. Ik heb onlangs een paar werken uit de serie Cultivated nature verkocht aan uitvaartonderneming Dela, ze zijn ook in een mooi boek terecht gekomen. Dan kan ik weer een paar maanden vooruit. In deze coronatijd is het lastig. Ik had vijf exposities die alle vijf zijn stilgelegd. Ik deed mee aan de expositie Nooit meer, nie wieder, bij – onder andere – Museum No Hero in Delden, naar aanleiding van de herdenking van 75 jaar bevrijding. Daarvoor heb ik een banner ontworpen. Deze expositie is uitgesteld. Vanaf eind mei is de uitgestelde expositie Botanica in galerie Nasty Alice in Eindhoven weer open, wel aangepast. Alle vier de exposanten krijgen een eigen weekenddag om er te kunnen zijn, dat worden dus vier openingen. Èn ik zou met Nasty Alice ook in juni a.s. op een beurs van Appèl-Galeries hangen. Die is uitgesteld tot oktober 2020.
… CN14-B52.137473L6.192855, 2018, 180 × 120 cm., collection DELA, the Netherlands (foto Karin Hoogesteger)Twee andere exposities heb ik zelf georganiseerd. Ik heb in 2014/2015 een tijdje in het Spaanse Andalusië gewoond en schrok van de grote hoeveelheid landbouwplastic die daar gewoon werd gedumpt in de omgeving. Ik heb dat vorige zomer verzameld, drie bestelbusjes vol. Twee ladingen heb ik daar achtergelaten en aan acht Spaanse kunstenaars gevraagd om er een werk mee te maken. Eén buslading nam ik mee naar Nederland en hier heb ik dat ook gevraagd aan vijf Nederlandse kunstenaars èn ik maak er zelf twee, waarvan één nog in productie is. We zouden vanaf 18 april in het Apeldoorns Centrum voor eigentijdse cultuur (ACEC) exposeren onder de noemer Zee zonder plastic, Mar sin plastico. Deze tentoonstelling is ook uitgesteld net zoals de IJsselbiënnale in het Langhuis in Zwolle waar dezelfde expositie komt met de zes Nederlandse kunstenaars van Mar sin plastico. Gelukkig zijn ze alle niet afgeblazen, ook dat had gekund.”
‘Plastic leven’, 2020, plastic, led-paneel, bladeren, 120 × 60 × 35 cm. … een van Karin’s bijdragen aan de tentoonstelling Zee zonder plastic, Mar sin plastico … (foto Karin Hoogesteger)“Ik hou van doen, organiseren en daar gaat veel tijd in zitten, die ik niet aan schilderen kan besteden. Daarom ben ik ook 1,5 jaar geleden gestopt met lesgeven. Lesgeven vind ik erg leuk maar het kost erg veel tijd. Ik werkte voor cultuurcentra in Doetinchem, Zutphen en Enschede. Dat was steeds heel onregelmatig, soms gaf ik twee à drie lessen op een dag op een school maar het kon ook gaan om drie trainingen voor IC-ers – dat zijn de leerkrachten die cultuur in hun takenpakket op school hebben – in een periode van drie maanden. Ik coachte ook leerkrachten, schreef zelf lesmethoden en coachte daar de leerkrachten dan weer op. Ik werk naar de methode van Karin Kotte, die heeft een procesgerichte didactiek ontwikkeld. Het leuke van het lesgeven is wel dat je veel mensen tegenkomt: kinderen, ouders, leerkrachten, directeuren. De IC-ers, die zijn het meest enthousiast.”
“Doordat ik met lesgeven ben gestopt, mis ik nu regulier inkomen. Ik krijg wel een leenvergoeding voor werken die ik bij de kunstuitlenen heb staan maar dat is maar een klein bedrag. Daarom ben ik – voor de financiële continuïteit – anderhalf jaar geleden de opleiding tot buschauffeur begonnen. Mijn werk is solistisch en als buschauffeur heb ik toch contact met mensen, voor mij is dat kleine praatje op de dag belangrijk. Ik ben geslaagd en had al mogen rijden, maar de coronacrisis gooide roet in het eten. In juni mag ik eindelijk in Arnhem als uitzendkracht aan de slag. De flexibiliteit ervan is fijn, ik kan zelf aangeven wanneer ik kan en wil dit zo’n anderhalve dag per week doen, het liefst op zondag dan krijg je 100% toeslag.”
“Op de middelbare school wilde ik al naar de kunstacademie: ik kon goed tekenen en wilde illustrator worden. En ik kan goed visualiseren: wat ik wil, dat gebeurt ook. Ik meldde me na de Havo als 16-jarige aan bij drie kunstacademies, maar ze vonden me overal te jong. “Ga maar een jaar naar het buitenland”, zeiden ze. Dat vond ik zonde van de tijd en koos voor de lerarenopleiding Tekenen in Zwolle. Ik vond het daar zó leuk dat ik de studie van vier jaar afmaakte. Daarna ben ik in 1994 naar de Kunstacademie in Kampen, nu Zwolle, gegaan voor nog eens drie jaar studie en studeerde ik af als illustrator. Ik ging als freelance illustrator aan de slag en bleef – als bijbaan – lesgeven, want ik wilde niet volledig het onderwijs in. Ik wilde vrij zijn en voldoende tijd hebben om zelf kunst te maken.”
“De zeven jaren kunstvakopleiding hadden mij veel gebracht: heel veel portrettekenen, modeltekenen, kleurenleer, kennis van licht en donker, perspectief, materialenkennis. Ik kon ook heel goed schetsen naar de waarneming. Ik had veel geleerd over technieken en dat kwam goed van pas toen ik – pas na de academie – ging schilderen. Ik wist op de academie nooit wat ik moest schilderen, ik tekende liever. Na een paar jaar werken als freelance illustrator merkte ik dat ik niet blij werd van het werken in opdracht. Bovendien werkte ik altijd heel klein en ervoer ik ineens een enorme drang om groter te gaan werken. En dat werd schilderen. Eerst schilderde ik mezelf van jeugdfoto’s af uit oude fotoboeken. Ik gebruikte oude doeken die in de gang van het ateliergebouw in Hengelo stonden waar ik toen mijn werkruimte had.”
“Die eerste werken sloegen aan. De interim-directeur van een kunstencentrum in Hengelo, die ook voor de gemeente werkte, wilde er meteen een paar voor de Kunstuitleen. Ik maakte ze eigenlijk meer voor mezelf, had geëxposeerd met en voor vrienden en begreep toen dat die schilderijen niet alleen interessant voor mij en mijn vrienden waren, maar misschien ook voor anderen, omdat zij zich er in herkenden. Ik ging ook andere kinderen schilderen. Zo groeide het besef dat ik niet meer in opdracht wilde werken en meer iets vanuit mezelf wilde gaan maken, mijn eigen innerlijk omzetten op een doek. Dat bleek me ook beter te liggen. Ik ben toen met illustreren gestopt en ben me volledig gaan richten op het schilderen. Via die interim-directeur kreeg ik in Hengelo bij dat kunstencentrum mijn eerste solo-expositie.”
“Ik hou van reizen en mijn kunst reist ook over heel Nederland en Europa. Voor mijn zoon ben ik naar Zutphen verhuisd, een niet te grote stad, fijn voor het opgroeien èn ik ben fan van IJsselsteden. Toen ik jonger was wilde ik wel naar de randstad, maar dat hoeft niet meer. Ik ben geboren in Emmeloord en opgegroeid in Nijverdal. Mijn moeder komt uit Groningen en mijn vader is een Zeeuw, verplaatsen zit mij gewoon in mijn bloed. Ik heb dus een jaar in Spanje gewoond, heel primitief, heel fijn, en ben toen hier in Zutphen terecht gekomen. In Spanje woonde ik in Andalusië, op een berg met uitzicht op zee en compleet zelfvoorzienend, in een yurt (tent) met zonnepanelen. Er was wel elektra – nou ja, als de zon bleef schijnen – van die zonnepanelen en het water kwam uit de berg. Ik realiseerde me dat als ik mijn kleren waste met wasmiddel, het afvalwater meteen de moestuin in liep. Dat kon natuurlijk niet en zo ging ik wasnoten gebruiken. Ik heb er veel geleerd.”
“Ik werk graag in series, ik neem me dan voor een hele reeks te maken en ben na nummer drie dan weer verveeld. Ik schilder op ongekleurd linnen dat niet ‘gegessood’ is, dat is een dunne kalklaag op het doek opbrengen om het te egaliseren. De kleur van het doek is voor mij de eerste beginlaag. Licht kun je op een wit doek lastig weergeven, dan zou je meteen schaduw moeten aanbrengen. Op een midden-toon/tint van een kleur, kun je de witte vlakken en de donkere vlakken in een beeld zichtbaar maken. Dan heb je meteen een schets zonder dat je het beeld eerst met schaduw moet vullen. Ik werkte als illustrator altijd al op gekleurd papier. Hieronder, bij het Blauwe meisje, schilderde ik het doek eerst in een middentint blauw. Vandaaruit kun je dan de accenten in licht en donker aan gaan brengen.”
“Ik werk met veel verschillende technieken en materialen: houtskool, conté-potlood, Siberisch krijt, aquarelpotloden, heel verdunde acrylverf (in lagen en ik gebruik het nat, want ik hou ervan dat het in elkaar gaat vloeien), krijt opgelost in water (dat gaat zich gedragen als aquarel), heel soms ook olieverf, en verder papier, draad, spuitverf, linosnede en gewoon kleurpotlood. Ik heb ook op paneel gewerkt en met linosnede. Ik had een drukpers, die ik verkocht heb toen ik naar Spanje ging. Ik dacht dat ik daar zou blijven.”
“Voor mij is creativiteit het combineren van het ene nét ontdekte met het andere net ontdekte en dat blijven herhalen. Voor anderen lijkt het misschien een toverdoos maar voor mijzelf is het heel logisch. In veel van mijn schilderijen speelt de heilige geometrie een rol, een eeuwenoude denkwijze die ervan uit gaat dat alles in de natuur gebaseerd is op een onderliggende geometrie, op abstracte oervormen. Plato hield zich hier al mee bezig en lang vóór hem de Egyptenaren. En in de renaissance krijgt dit denken weer een nieuwe impuls doordat wetenschappers en kunstenaars de opnieuw ontdekte teksten van Plato gaan lezen, bijvoorbeeld Leonardo da Vinci (1452-1519). Leonardo da Vinci gebruikte niet alleen de heilige geometrie maar nog veel meer heilige leer over licht, donker, lijnen, kijkrichtingen, gebaren en verhoudingen. Ik voel me in die zin wel met hem verbonden. Mijn voorliefde voor geometrie heeft ook te maken met het feit dat ik een enorm ruimtelijk inzicht heb. Ik heb het niet van een vreemde, mijn vader was wiskundeleraar. Ik kan ook geïrriteerd raken als in het werk van een ander de verhoudingen van het menselijk lichaam niet kloppen.”
“Ik vertaal dit denken in mijn schilderijen in gelaagdheid. In de serie SUM (Ik ben) combineer ik oosterse symboliek – hier gesymboliseerd door de geometrische vormen die in het Alhambra in Granada, Spanje te vinden zijn – met christelijke symboliek: de hoofddoek van het meisje kan islamitisch zijn maar het kan ook om de christelijke Maria gaan.
“Voor mij is de heilige geometrie een blauwdruk van het leven, de wijze waarop de cellen zijn geordend in alle levende wezens. Wie je ook bent en ziet, op celniveau zijn we allemaal precies gelijk. Het is ons denken dat het verschil maakt, dat wij denken dat wij anders zijn van elkaar. Deze schilderijen zijn voor mij een manier om mijn opvatting over het leven uit te drukken, maar komen ook voort uit mijn wens om het inzicht uit te dragen dat wij allemaal het zelfde zijn, mijn wens tot eenheid tussen mensen.”
“Ook in de serie zelfportretten met de titel Unveiled komt die gelaagdheid terug. In het eerste werk is de samensmelting te zien van een hindoeïstische tantritische God en Godin, maar ook een hedendaagse vrouw die haar hoofd verbergt onder een paraplu. Dit staat voor mij voor verbinding maken met anderen of juist niet. In het tweede werk lopen drie dimensies door elkaar heen: de hindoeïstische godin Kálii, die staat voor het scheppend aspect vóórdat de schepping plaatsvond, waarvoor eerst het oude vernietigd moest worden. Dan de spionne Mata Hari die mijn gezicht draagt en waarmee het tot een zelfportret wordt. Deze dimensies geven voor mij de drie verschillende ontwikkelingslijnen van de positie van de vrouw tot nu weer: de godin die eerst het oude leven verwoest en daarna het nieuwe leven initieert, Mata Hari die voor mij staat voor de neergang van het patriarchaat, en mijn zelfportret dat staat voor de tijd waarin ik leef: na de lange weg van de Dolle Mina’s en de feministische golven naar een betere inbedding van het vrouwelijke nu, overigens wel nog steeds binnen het patriarchaat. Er is nog geen sprake van een matriarchaat.”
“Het derde werk heet Frida/Karin (werktitel) en is een dubbelportret, dat ik deels op het gezicht van Frida en deels op dat van mij laat lijken. Het is een mix van Frida en mij en gebaseerd op een zelfportret van Frida Kahlo. Ik heb het formaat groter gemaakt en er een lichaam – dat van mij – bij verzonnen. In dit werk gaat het om mijn verhouding tot en begrip voor de vrouwelijke beeldend kunstenaars uit de geschiedenis, geschilderd tegen een heel andere achtergrond, namelijk groene natuur. Het laatste – vierde – werk in deze reeks is ook geschilderd met een groene achtergrond vol natuur. Ik zit op de rug van een hert in het zwarte jurkje dat ik vaak draag bij een opening. De verhoudingen kloppen niet helemaal en dat is heel bewust gedaan. Dit werk staat voor mijn relatie tot de kunstwereld. Het hert staat voor het bange, het altijd op je hoede zijn wat ik in die wereld wel signaleer. Het hert kan ook elk moment schrikken en dan lig ik op de grond. De kunstwereld is een totaal andere wereld dan de mijne èn ik heb er veel mee te maken. Een wereld van relaties en netwerken, de weg weten. Ik heb daar niet zo veel mee. Daarom laat ik de verkoop van mijn werk over aan een galerie. Laat mij maar lekker prutsen in mijn atelier, dan doet ieder dat waar zij/hij goed in is”
Unveiled 3, 2017, gemengde technieken, 1200 × 150 cm. (foto website Karin Hoogesteger) Unveiled 4, 2018-2020, gemengde technieken, 200 × 150 cm.“De laatste tijd schilder ik veel meer natuurbeelden. Dat komt door mijn tijd in Spanje. Ik kon daar niet groot schilderen en ben daar klein werk gaan maken met licht als inspiratiebron. In Spanje is de zon zó aanwezig. In kleine schetsjes ben ik gaan spelen met de werking van licht en schaduw en van die voorstellingen ben ik weer grotere gaan maken.
… schetsen in klein formaat, gemaakt in Spanje, spelend met licht en donker…“Langzaam komen er ook meer planten in mijn werk. In Spanje is voor mij de mens minder belangrijk geworden. Ik ben daar zelf óók veranderd. Was ik eerst vooral bezig met hoe de menselijke geest werkte, de menselijke psychologie, hoe je als mens in de wereld gevormd wordt, vandaar ook in het begin mijn kindervoorstellingen. In Spanje werd dat minder belangrijk, ging ik meer afstand nemen, in plaats van naar binnen te kijken, keek ik meer om me heen. Dat kwam door de zon daar, die veranderde voor mij dingen wezenlijk. Iets waar geen zon op schijnt, verandert als beeld totaal als de zon er wél op schijnt. De zon als lichtbron. Nu heb ik soms het gevoel dat ik die twee werelden opnieuw zou willen aanpakken, maar dan samen in een nieuw werk, al zijn die werelden in de reeks Unveiled al geïntegreerd.”
City Symphony, 2019, 100 × 140 cm, gemengde technieken“Ik ben nu bezig met een nieuwe reeks waarin ik dat wat niet zichtbaar is voelbaar wil maken. Dit terras op de foto hierboven is nu zonder mensen. Ik realiseer me dat dit uiterst actueel is in deze coronatijd. Die bolvormen staan voor dat onzichtbare en dat kan alles zijn. De activiteit die kan plaats vinden op zo’n plek is de ene keer een gesprek en andere keer juist de afwezigheid van die mensen. Het roept een bepaald gevoel op en geeft aan dat er altijd een extra element aanwezig is, dat wel voelbaar is maar niet zichtbaar. En daar gaat voor de kijker de verbeelding haar werk doen.”
mei 2020