In gesprek met … van den Noort
Maartje van den Noort
Tekst en fotografie: Mélanie Struik
Op de eerste dinsdag van het nieuwe jaar staat een hoogzwangere Maartje van den Noort mij op te wachten bij een bushalte in Amersfoort. Ze heeft haar atelier in Amsterdam opgezegd vanwege de komst van haar tweede kind en werkt nu vanuit huis. De bevalling staat gepland voor 2 februari a.s. vandaar dat we met het interview in het nieuwe jaar een beetje haast maken. Maartje is in februari de Kunstenaar van de maand bij de Kunstuitleen Voorburg.
Ze had bij de bus een merkwaardige ontmoeting met een oudere dame: “Die mevrouw zei tegen me: weet je wel dat Jezus van je houdt? Nou, dat viel wel wat rauw op mijn dak. Ik vond het eigenlijk nogal ‘overwhelming’, een beetje over de grens. Ik ben daar wel gevoelig op, want ik kom uit zo’n milieu.” Ons gesprek is begonnen.
Thuis in de open keuken maakt Maartje koffie mèt havermelk, ook mijn favoriet. Ik neem plaats aan de eettafel die de scheiding tussen woonkamer en keuken markeert. Aan alles is te merken dat ik hier te maken heb met een jonge vrouw die heel bewust leeft. We hebben het meteen over voeding en weggooien, verantwoord eten en kopen bij de natuurvoedingswinkel. Er spreekt zorg uit en oog voor het kleine: ik krijg chocola en nog lekkerder: een stuk van een heerlijk vers gebakken bruin rozijnenbrood, waar ze me een groot plezier mee doet.
… Koffie met havermelk, chocola en heerlijk rozijnenbrood, vers van de bakker …“Als kind tekende ik al op de lagere school, vooral prinsessen, heel meisjesachtig. En ik maakte barbiekleertjes. Ik zat op een protestants christelijke middelbare school in Zeeland. Zeeland is niet mijn geboortegrond. Ik ben geboren in Gouda, dus helaas mag ik mijzelf geen officiële Zeeuw noemen, maar vanaf mijn zesde woonden we op het mooie Schouwse schiereiland. Mijn ouders vonden die school eigenlijk niet zo’n goed idee, maar terugkijkend heeft mij dat een heel veilig kader gegeven. Er was in zekere zin ruimte om voorbij het gewone dagelijkse leven te denken, te kunnen dromen over een betere wereld, een soort van magisch denken waar ik gevoelig voor was. Er was ook ruimte voor discussie, dat vond ik leuk, mijn hoofd wilde dat gewoon. Na de middelbare school deed ik in Zeeland de MBO-opleiding Activiteitenbegeleiding – de enige creatieve opleiding daar – maar dat was ‘m niet. Een buurmeisje ging naar het Grafisch Lyceum in Rotterdam, dat paste veel beter bij mij en daar heb ik vier jaar fijne jaren gehad, van 1998-2002. Na het behalen van mijn diploma vond ik mezelf nog veel te jong om bij een grafisch bedrijf werken, ik was bang om vast te zitten. Mijn mentrix op het Grafisch Lyceum had eerder tegen me gezegd dat ik moest kunnen kliederen, ‘misschien moet je naar de Academie’. Dat had ze goed gezien.”
… werk in de keuken op de grond …“Ik werd meteen aangenomen bij de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Het was even de vraag welke richting ik zou gaan doen: illustratie of autonoom. Het werd de autonome richting en dat was een grote cultuurshock. Ik was nog steeds dat christelijke Zeeuwse meisje en daar werd ‘serieuze kunst’ bedreven. Er waren veel opvattingen over het aanbod op de academie: zo vond men de lerarenopleiding saai, op illustratie werd neergekeken, maar autonoom….dat was het walhalla. Die richting was heel conceptueel gericht, het ging om het idee, de uitvoering was minder belangrijk. Echte schilderkunst werd niet gewaardeerd, een Marlene Dumas was het dus óók niet. Succes hebben en met je kunst geld verdienen maakte een kunstenaar meteen commercieel en dat was een vies woord. Subsidie aanvragen, dat kon wel. Het was de tijd van anti-establishment. Maar waarom is succes met je werk hebben niet oké? Ik vond en vind het werk van Marlene Dumas gewoon mooi. En als mijn werk niet abstract maar decoratief is, dan ben ik maar het decoratieve meisje. Ik heb het er vier jaar goed gehad maar ook veel met deze opvattingen geworsteld.”
Maartjes ordelijke atelier op zolder… … met schildersezel …“Ik kom zelf uit een wereld met een vaststaand verhaal, het Zeeuwse protestantisme, de reformatorische hoek. Daar had ik me van los gemaakt en ik trok op de academie de conclusie dat ik niet nog een keer in zo’n vast denkraam wilde, in dit geval dat van de conceptuele kunst. Ik kon me daar niet mee identificeren, ik heb het wel geprobeerd, maar het lukt me niet. Voor mij moet een kunstenaar niet preken, maar weergeven hoe zij of hij iets ziet. Dat kan mij overtuigen van schoonheid en vrijheid. Maar niet als iemand mij gaat vertellen dat ik bijvoorbeeld feminist moet zijn. Ik hou meer van het intuïtieve: ik ben best wel een feminist en een gelovige, maar dat vul ik in vanuit een onderstroom, en niet vanuit mijn hoofd. Bovendien ben ik gewoon zo veranderlijk als het weer.”
“Ik haal mijn inspiratie uit de natuur en dan vooral uit het plantenrijk, het florale. Als ik voor een leeg doek sta, kijk ik om me heen en dan kan het zomaar zijn dat er in de ruimte een oude vaas staat met een bloem of een tak. Die flora valt mij op, qua vorm, dat is wat mijn oog trekt en dat wil ik zo summier mogelijk neerzetten. Ik kleed mijn onderwerp uit, ontdoe het van alle ruis en ballast. Het is een metafoor voor hoe ik naar de wereld kijk en dat heeft met eenvoud te maken. Ik wil een beeld maken dat klopt, dat wát ik zie ook in het beeld vertaald is. En dat is voor mij ‘het schone’, schoonheid.”
“Ik vind mijzelf schildertechnisch niet goed geschoold. Op de academie was daar weinig ruimte voor maar ik was er zelf ook te ongeduldig voor, dat is wel eens een gemis. Maar ik heb mijn weg wel gevonden en bijleren kan altijd nog. Ik werk in acryl op bewerkt maar ook op onbewerkt linnen. Ik gebruik ook biester, een roodbruin natuurlijk pigment dat makkelijk in water oplost. Bister geeft een rode gloed, die door de lagen heen blijft schijnen, steeds weer op een andere manier, afhankelijk van de lichtval. Ik verdun de verf en breng veel lagen verf aan omdat voor mij de achtergrond heel belangrijk is. Die moet ijl en doorzichtig lijken. Als het goed voelt, is de achtergrond klaar en schilder ik op een tekenende, schetsende manier mijn onderwerp. Dat kan er heel snel op staan en dan moet ik er ook vanaf blijven. Ik werk snel, maar het gaat wel in fasen, omdat die achtergrond eerst goed moet zijn. Soms moet ik nog over de tekening heen een nieuwe achtergrondlaag aanbrengen omdat ik de tekening dan te contrastrijk vind.”
… het effect van het pigment bister …“Ik kan momenteel van mijn werk leven en heb verschillende ijzers in het vuur. Ik doe illustratiewerk in opdracht, bijvoorbeeld voor Libelle en Flow magazine, en verkoop geïllustreerde kaartensetjes, handgedrukt werk en boekjes in mijn webshop. Die worden gekocht door winkels, zoals die van de Hortus Botanicus in Amsterdam, en door particulieren. Dat is mooie reclame voor mijn werk. Ik maak vrij werk en verkoop af en toe een schilderij. Ik maak werk in opdracht en er is natuurlijk werk van mij bij Kunstuitleen Voorburg.
Vorig jaar heb ik in samenwerking met het Textielmuseum in Tilburg vier werken in serie laten vertalen naar wandtapijten in een oplage van elk zeven en in een formaat van 160×2 tot 2,5 meter. Dat had ik al lang in gedachten en ik heb er ook lang voor gespaard. Ze zijn prachtig geworden en de gelaagdheid van mijn schilderijen komt er heel goed in uit. Ik heb er vorig jaar meteen al vijf verkocht, geweldig! Ik denk al aan een volgende serie.
Het promoten van mijn werk kost wel veel tijd. Dat doe ik via Instagram – dat werkt goed – en door contact te zoeken met winkels en op beurzen te staan. Ik zoek nog een galerie maar ik aarzel, want ik vind het contact met klanten zelf ook zo leuk. Kortom, mijn werk is dan wel minder vernieuwend want vrij figuratief, maar ik heb er wel een heel eigen klantenkring van mensen die me steeds beter weten te vinden.”
“Inspiratie krijg ik door af en toe niks te moeten en door te wandelen of in retraite te gaan bij een Clarissenklooster. Daar mag ik meedraaien in het dagritme en stil zijn. Af en toe bezoek ik een museum, maar ik vind het vaak te veel. Ik zag wel onlangs bij de Armando-tentoonstelling in Museum Flehite in Amersfoort een paar mooie werken, en zijn levensverhaal inspireert me. Hij heeft veel meegemaakt. Ik vind het werk van Paul Citroen prachtig en ook het beeldhouwwerk van Charlotte van Pallandt.”
“Het leven is niet zwart of wit of plat. Ik vind het moeilijk om te zien hoe rauw de wereld is, hoe verval komt, ook bij mij, bijvoorbeeld in mijn lijf. Ik begrijp dat iemand dat niet wil, ik wil het ook niet, maar ik kan er ook zo pisnijdig om zijn als dat bewust ontkend wordt. Ik ben meer een realist. Ik zie ook de minder leuke kant van het leven, daar wil ik mijn ogen niet voor sluiten. Zo houdt het Holocaust-verleden me bezig. Dat is begonnen nadat ik na de academie een tijdje in een bejaardenhuis in Tel Aviv heb gewerkt. Het was een huis voor Holocaust-overlevenden, ze hadden vreselijke nachtmerries ‘s nachts. Dat heeft een enorme indruk op me gemaakt, die episode uit de geschiedenis mag nooit vergeten worden. Mijn protestants christelijke achtergrond helpt mij met dit soort vraagstukken. Je ziet het niet direct terug in mijn werk, het zit ‘m veel meer in het kiezen voor schoonheid en het allermooiste te zien in het kleine. En in de wetenschap dat er mensen zijn die, ondanks het feit dat ze veel ellende hebben meegemaakt, een zonsopgang mooi kunnen vinden. Dat ontroert me.”
In de Kunstuitleen exposeren we in februari dit nieuwe werk van Maartje van den Noort “Lunaria on green”. Ten tijde van schrijven werd het schilderij nog gebruikt voor een productie van het tijdschrift VT-wonen, dus daar zie je het binnenkort ook terug! Ook verkopen we een uitgebreide selectie kaarten van Maartje van den Noort.20 januari 2020