In gesprek met… Van der Kamp

Ingrid van der Kamp

Tekst en fotografie (tenzij anders aangegeven): Mélanie Struik

“Elke keer vind ik het wéér spannend als ik werk moet leveren voor een expositie. Dan ga ik aan de slag, want ik heb niet veel op voorraad omdat ik veel verkoop, en dan weet ik niet of ik opnieuw goed werk kan maken. Is het goed genoeg? Kan ik wel weer goed werk leveren? Mijn emoties gaan van ‘en nu ga ik mijn atelier in de fik steken’ en ‘ik wil een gewone baan’ tot ‘hoera, jippie, wat heb ik fijn gewerkt’. Want je zit altijd maar in je uppie in je holletje te klussen. Steeds weer die stress en onzekerheid, tot de mensen het werk zien en ik hun reactie, dan weet ik weer dat het goed is.” Aan het woord is Ingrid van der Kamp, onze kunstenaar van de maand.

Ingrid in haar keuken, we zijn net begonnen met het interview.

Dit interview brengt me vanuit Leidschendam – door heel druk verkeer rond Rotterdam en het havengebied via drie tunnels, maar zónder file – naar Mijnsheerenland. Daar woont Ingrid sinds zes jaar met man en drie kinderen in een hele fijne verbouwde ruime bungalow met een heerlijke tuin met vrij uitzicht op groen (afb. 2) én met een groot atelier aan huis, ook al heeft ze het plan om het atelier uit te breiden. Ingrid groeide op in Ouddorp op Goeree Overflakkee, had – naar eigen zeggen – een heerlijke jeugd, pikte daar haar toekomstige man op en ging na de middelbare school in grote vaart naar de grote stad om modeontwerpster te worden.

“Als kind was ik altijd al poppetjes aan het tekenen en kleding maken. Ik wilde eigenlijk altijd al modeontwerpster worden. Ik kende in Ouddorp een vrouw die in Rotterdam de moderichting aan de Willem de Kooning Academie deed. Toen ik zo’n jaar of 14-15 was, ging ik af en toe bij haar langs en ook naar haar afstudeerexpositie. Dat was de eerste keer dat ik op de academie kwam en toen besloot ik dat ik hoe dan ook daar naar toe wilde. Mijn ouders wisten dat wel maar zagen de kunstacademie niet zitten en dus werd het de modevakopleiding in Den Haag. Daar leerde je een kledingstuk tekenen, patroontekenen en het stuk in elkaar zetten – heel technisch allemaal.”

Acrylverf, pastel en houtskool op doek (foto kunstuitleen)

“Toen ik daarmee klaar was zette ik door en begon ik toch op de Willem de Kooning Academie, bij de moderichting. Het eerste jaar was een algemeen jaar. Je maakte kennis met allerlei disciplines: fotografie, beeldhouwen, grafische vormgeving en kunstgeschiedenis. Het was fantastisch; dat hele autonome kende ik niet en er ging een wereld voor me open, met als resultaat dat ik na dat eerste vrije jaar geen ‘mode’ meer wilde doen. Op de academie zat een goede decaan die mijn dilemma zag en zei: ‘Jij moet naar de Koninklijke Academie in Den Haag; daar heeft mode drie richtingen, waaronder een vrije.’ Dat heb ik gedaan. Ik moest van vooraf aan beginnen, maar dat was geen probleem. Ik had een geweldige tijd. Ik kon me er van binnen uit ontwikkelen en mijn eigen weg zoeken.”

“Ik ben samen met mijn ‘bestie’- beste vriendin Marjolein Knottenbelt – afgestudeerd. Zonder haar was het niet gelukt. We zagen elkaar op de eerste dag van het eerste studiejaar in Den Haag en het was meteen raak. We deden van toen af alles samen en dat doen we nog steeds. Elke dag videobellen we terwijl we aan het werk zijn. Ik kan niet zonder haar feedback wat wegvalt wanneer je afgestudeerd bent en dat heb ik gewoon nodig. Na het afstuderen huurden Marjolein en ik in de Binckhorst in Den Haag een atelier in een oud schoolgebouw waar meer kunstenaars zaten. Heel gezellig. We hadden het geluk dat er meteen al veel vraag was naar ons werk.”

Ingrid met haar ‘bestie’ Marjolein Knottenbelt in de academietijd.

“Dat kwam door onze examenexpositie – we spreken over 1998. Ons concept was een winkel waar we al het werk dat we in ons laatste jaar hadden gemaakt verkochten vanuit de gedachte dat kunst kopen voor iedereen en iedere beurs mogelijk zou moeten zijn, met een aanbod tegen kleine prijsjes. Het was ook ons idee om dat te starten ná onze studie. We hadden een vloer gelegd, een houten behuizing en verlichting en we hadden bij houtbewerking een grote balie gemaakt. Er was een kassa en we hadden verpakkingsmateriaal ontworpen. Ik had een serie lampjes gemaakt en we verkochten onze schetsen en zelfontworpen sieraden. Marjolein had zelfs een heel ‘babyproject’ ontwikkeld: bedrukte babyrompertjes met teksten, waarmee we trendsettend waren; je zag ze daarna overal in winkels voor babyspullen. We verkochte helemaal uit. Sommige examencommissieleden vonden het afschuwelijk – te commercieel – maar gelukkig was er een examencommissielid van buiten dat het allemaal zeer kon waarderen. Tegenwoordig heeft elke academie een winkel.”

“Vanuit dit project was een galerie uit Dordrecht geïnteresseerd in ons werk en we moesten meteen aan de bak om nieuw werk te maken, want alles was verkocht. In ons atelier in de Binckhorst hadden we twee klaslokalen en al heel snel stond er in één van de lokalen een wipstoel met een baby – Marjolein was moeder geworden. We maakten werk dat we bijvoorbeeld ook uitleenden aan een sjiek kinderdagverblijf dat daar geld voor had. Sommige mensen konden ons werk niet uit elkaar houden omdat we een beetje dezelfde technieken hanteerden. Nu is dat heel anders. Marjolein is heel conceptueel, werkt met olieverf en maakt ook installaties. Dat doe ik niet. We deden veel samen maar langzamerhand werden we individueel uitgenodigd door galeries.”

“Toen ik iets later mijn eerste kind kreeg, werd het fijner om allebei een atelier aan huis te hebben. Ik begon in Rotterdam-Kralingen op zolder en Marjolein in Amstelveen. Nu woon ik in Mijnsheerenland en Marjolein in Den Haag. We doen nu geen projecten meer samen, maar het is zeker niet uitgesloten dat we ooit weer samen een atelier starten en aan projecten gaan werken. Omdat we nu zo verschillend werken zijn we heel nieuwsgierig naar elkaar en hoe dat dan zou uitpakken.”

Het atelier aan huis

“Vanaf de komst van de kinderen vond ik het wel ingewikkeld worden. Naast al het moederen bleven er voor mij maar twee hele werkdagen over, terwijl het kunstenaarschap eigenlijk 24/7 aandacht vraagt. Wil je creëren, dan heb je concentratie en focus nodig. Heb je kinderen, dan word je daar steeds uit gehaald omdat er altijd iets moet gebeuren: boodschappen, eten koken, naar zwemles en nog veel meer. Kunst maken is een drive en een intuïtief proces. Ik denk nooit vooraf: ‘Dit gaat het worden’. Het schilderen is een onderzoek op zich. Daar moet ik tijden voor kunnen staan en er mee bezig kunnen zijn. Een doek van mij – ik werk met acrylverf, pastelkrijt en houtskool – kan wel 20 of 30 lagen hebben en er kan zomaar een bloemstuk onder een portret zitten.”

“Gelukkig heb ik ook geleerd dat na een geboorte die drang om kunst te maken er toch wel bleef; je wist dat het goed kwam na een dipje. Maar ik moest het wel steeds weer ondergaan en mezelf opnieuw uitvinden – een baby verzorgen en kunst maken. Ben je net lekker bezig en dan is er weer wat. En dit geldt voor meer vrouwelijke kunstenaars. Het valt me op dat er bijvoorbeeld op beurzen heel weinig werk van vrouwen hangt. Ik heb net een boek over beeldend kunstenaar Klaas Gubbels gekocht – die van de ‘koffiekannen’- en daar staat op de laatste pagina dat hij zijn vrouw 1000x bedankt omdat zij het werk voor hem mogelijk heeft gemaakt. Zij stond altijd op de tweede plaats; Klaas kon eindeloos produceren en hoefde zich niet druk te maken over kinderen en boodschappen. Overigens zijn onze kinderen nu veel groter.

Acrylverf, pastel en houtskool op doek (foto Ingrid van der Kamp)

“Ik kan 24 uur per dag bij een werk zijn en daardoor heel afwezig lijken. Het overkwam me vroeger geregeld dat ik, als ik van achter mijn ezel vandaan moest rennen om een kind op te halen en boodschappen te doen, in de supermarkt stond en niet meer wist waarom ik daar was. Ik droom ook vaak van een werk waar ik mee bezig ben, waarna ik dan wakker word maar niet meer weet wat ik droomde, terwijl daar vaak wel de oplossing in zat. Ook als ik kook, of televisie kijk of aan het socializen ben, ben ik met mijn werk bezig en vraag ik me af hoe ik de volgende dag iets zal aanpakken. Het neemt bezit van me. Alleen op vakantie kan ik het loslaten, als ik weg ben.

Ik werk studerend op een doek en altijd met muziek aan. Het maakt me niet uit wat; zonder muziek geen schilderij. Mijn schilderijen hebben geen titel behalve soms een zin uit een liedje wat ik veel hoor bij een bepaald werk, maar dat gebeurt niet veel. Ik maak een schets op het doek en ga dan op zoek naar balans in esthetische zin, naar wat past bij mijn gevoel voor schoonheid.

Ik heb nu een werk onderhanden dat opnieuw moet. Ik mis daarin de balans. Ik heb een schets gemaakt en zie nu bij de uitwerking op het grote doek dat er geen bodem is. Ik ga het middendeel weg halen en die bodem erin brengen. De beweging moet dan van rechts beneden via de rechterkant meer naar de linkerhoek.”

Alles moet opnieuw

Naast werk met acrylverf, pastelkrijt en houtskool op doek maak ik ook – vaak kleiner – werk op papier. Vaak zijn het collages gemaakt met restjes oud papier uit tijdschriften. Of ik gebruik elementen uit foto’s die ik heb gemaakt. Zo maakte ik foto’s van het oppervlak van de sloten om ons huis. Mijn kleurgebruik is subtiel omdat ik het pastelkrijt op het doek meng met witte acrylverf. Voor mijn schetsen gebruik ik vaak aquarel.”

In het pastelkrijt zie je het kleurenpalet van Ingrid terug

“De natuur is een grote inspiratiebron. Landschap interesseert me ook en soms denk ik: ‘Maak ik weer iets met bloemen, kan ik dan helemaal niets anders?’ Maar ik keer er steeds weer bij terug. Ik krijg regelmatig opdrachten om een huwelijkskaart te ontwerpen maar ook vragen om iets te maken vanwege een overlijden. Laatst vroeg een vrouw wier man was overleden om een zelfportret en of ik daar iets van de as van haar man in wilde verwerken. Die as heb ik toen verwerkt in het jasje dat ze op het portret draagt, terwijl een vogeltje verwijst naar haar man. Zo is hij steeds bij haar. Mooi toch? Of een vraag om een schets te maken van een overleden kindje op basis van een foto. Dat heb ik gedaan en ik heb er wel dagenlang een knoop in mijn maag van gehad -, dat komt zo dichtbij. Kunst is emotie uitdrukken. Fijn dat je daar als kunstenaar iets in kunt betekenen voor iemand.”

Werk waar de as van de overleden echtgenoot in is verwerkt (foto Ingrid van der Kamp)

Tot zover Ingrid. Als ik haar werk mag omschrijven dan is dat met de woorden verfijnd, ruimtelijk, licht en sferisch. Dat heeft zeker te maken met de lichte tonen en het vele wit. Wat mij ook opvalt is dat zij niet op zoek is naar realisme. Zo valt mij op dat ze heel trefzeker mensfiguren van de achterkant schildert, en de contour daarbij de overhand heeft. Ingrid beaamt dat: “Mijn werk is niet heel realistisch, eerder illustratief en abstraherend. Ik denk er niet echt over na, maar op de een of andere manier vind ik een gezicht schilderen ook niet interessant. Als kind tekende ik geen gezichten. Ik vind de suggestie spannender en ben meer geïnteresseerd in de vrije vorm dan in de echte. Bij een portret blijft het zoeken naar wie het is, maar niet via de gelijkenis. Zo werk ik ook in mijn bloemstillevens. Ik schilder geen echte bloemen. Ook hier is het een spel met vrije vormen. Vaak hebben kopers nooit eerder zoiets gezien; het is een eigen signatuur geworden.”

Vrouwenportret van de achterkant.

“Op dit moment maak ik ook abstract werk. Het blijkt verwantschap te hebben met het werk van de nu 78-jarige Ierse schilder Sean Scully over wie ik onlangs een documentaire zag.
Ik werd van mijn stoel geblazen ook omdat ik net daarvoor een werk in deze geest had gemaakt. Als je me vraagt welk werk op dit moment mijn favoriet is dan is dat dit abstract werk. Voor mij klopt het. Dat is zó fijn dat er een moment is waarop ik denk ‘niets meer aan doen’. Niet-kunstenaars hebben vaak geen idee hoeveel tijd en hoeveel aandacht er in zo’n schilderij zit en vooral in die periode van ideeënontwikkeling die er aan voorafgaat.”

Ingrid met haar favoriete doek, recent geschilderd.

“Vorig jaar had ik een expositie met zes andere kunstenaars in Rotterdam, een weekend lang in een mooie ruimte. Dat was erg leuk om te doen. En ik werk nu ruim tien jaar samen met een fijne galerie in Horst aan de Maas bij Venlo: IROK, een familiebedrijf en een begrip in de omgeving. Mijn werk is er onderdeel van de vaste collectie en ze verkopen het regelmatig. Het gaat daar zo anders dan in de Randstad, zowel voor wat betreft de mensen van de galerie en hoe zij werken als de potentiële kopers. In de Randstad moet alles heel snel en het werk moet ook meteen mee. In Limburg denken ze over een aanschaf weken na, komen nog eens terug met de hele familie, drinken er een wijntje erbij, heel easy on. Dan belt de galeriehoudster me met de mededeling dat er interesse is in een doek en na twee maanden denk ik ‘hoe zou het daarmee staan?’. Krijg ik als antwoord: ‘O, ze denken nog; ik heb het net hier even voor ze opgehangen.’”

“Er moet gewoon gewerkt worden. Ik zit om 9 uur hier in mijn atelier, ook al heb ik geen inspiratie. Er gebeurt altijd toch wel iets; je moet gewoon met een werk bezig blijven. En zo niet, dan komt dat later wel. Een doek is toch niet in één dag gemaakt. Ideeën komen overigens wel in een flits, daar is nog geen dag voor nodig. Social media zijn mijn beste vriend. Ik gooi mijn werk de wijde wereld in en het werk komt naar mij – ik hoef er de deur niet voor uit. Als ik op mijn website naar Google Analytics kijk – een overzicht wie je website heeft bezocht – komen de meeste hits via Instagram. Social media werken als een olievlek, ze kunnen van over de hele wereld komen. Ik moet weleens een doek versturen naar Minneapolis in de VS. Uiteindelijk vertelt mijn werk zijn verhaal en bereikt het de mensen uit zichzelf.”

Nieuwsbrief
Kunstuitleen Voorburg
ontvangen

* verplichte velden


Nieuwsbrief archief

Site by Alsjeblaft!